woensdag 23 november 2011

HET TEKENEN VAN EEN MENSFIGUUR

Janine de Groot
100121
2f

LES 1
HET TEKENEN VAN EEN MENSFIGUUR

Op vrijdag 11 november 2011 zijn we tijdens de beeldende vorming les aan de slag gegaan met het tekenen van een mensfiguur. We moesten dit eerst doen zonder informatie over de verhoudingen van de mens.

In deze les heb ik een mensfiguur getekend. Bij deze tekening wist ik nog niet de echte verhoudingen van de mens. Dit poppetje is dan ook totaal niet in verhouding. Daarnaast kun je aan de tekening zien dat ik niet goed raad weet met het tekenen van handen en voeten. Ik heb van de voeten dan ook schoenen gemaakt, die ik naar de zijkant geklapt heb. Ook is het poppetje veel te dun, vergeleken met het hoofd.


Zie hier het resultaat

Uiteindelijk hebben we in de les gekeken of onze tekenen overeenkwam met de echte verhoudingen van de mens.
- Waar beginnen je armen
- Waar kunnen je armen buigen
- Hoe lang zijn je armen als je ze laat hangen.

Vervolgens zijn we in tweetallen aan de slag gegaan met de opdracht: 'Meten is weten'. We hebben toen verschillende onderdelen van ons lichaam gemeten met een meetlint om achter de verhoudingen van de het lichaam te komen. Op deze manier kwamen we achter verschillende vergelijkingsmaten. Deze vergelijkkingsmaten en verhoudingen hebben we weergeven in een schema van een mensfiguur. Door dit schema te maken hebben we nu een beeld van hoe we een 'realitisch' mensfiguur kunnen tekenen, waarin de verhoudingen kloppen.




Zie hierboven het schema van een mensfiguur met beschreven verhoudingen en vergelijkkingsmaten dat ik gemaakt heb in de les.


LES 2
HET TEKENEN VAN EEN MENSFIGUUR

Op woensdag 7 decemer 2011 zijn we tijdens de beeldende vorming les aan de slag gegaan met het tekenen van een mensfiguur in de goede verhouding. Ook hebben we een mensfiguur gemaakt, waarbij we expres de verhoudingen van het poppetje/mensfiguur hebben veranderd.
In de tweede les heb ik geleerd om een mens te tekenen in de goede verhoudingen.

Mijn getekende mensfiguur in de goede verhouding ziet er als volgt uit:



Klik op de afbeelding om de afbeelding te vergroten!

Ook heb ik in deze les een mensfiguur getekend, waarbij ik expres de verhoudingen heb veranderd. Zo heb ik de benen heel kort getekend en het bovenlijf heel lang en breed getekend. Ook heb ik het hoofd extra groot gemaakt en er speciale ogen, mond en neus in getekend. Daarnaast heb ik ook de voeten extra groot gemaakt. De armen heb ik wel redelijk in verhouding gelaten.

Zie hieronder de tekening.



LES 3
HET MAKEN VAN EEN RUIMTELIJK MENSFIGUUR


Op woensdag 14 december hebben we bij beeldende vorming de opdracht gekregen om om het getekende poppetje ruimtelijk en bewegelijk te maken.

In deze les heb ik samen met Nienke het poppetje gemaakt dat ik in de vorige les getekend had. Het poppetje moest bewegelijk worden en dat was nog niet zo gemakkelijk. Eerst hebben we het lijf gemaakt, door middel van een afgeknotte kegel van karton. Deze hebben we dichtgevouwen en de brede kant voor de het bovenlichaam en de schouders gebruikt. Vervolgens hebben we nagedacht over het hoofd dat we erop konden maken. Dit hebben we gemaakt van een piepschuimbol. De voeten hebben we gemaakt van halve bolletjes van karton, waar normaal sinasappels in zitten.Deze drie onderdelen hebben we beschilderd. Dit was nog gemakkelijk om te maken. Maar hoe we het poppetje bewegelijk moesten maken, was echt niet zo gemakkelijk. Na lang nadenken kwamen we erop om voor de nek, de armen en de benen gekleurd chenille draad te gebruiken. Uiteindelijk liepen we ertegenaan om over hoe we dit allemaal goed vast konden maken aan het lijf. We hebben dan ook besloten om het vast te zetten met nietjes, omdat het met lijm niet zou houden. Het chenille draad hebben we door de voeten gestoken en vastgezet met plakband. De armen en voeten hebben we aangekleed met kralen. Het poppetje bleef echter niet op zichzelf staan, dus ook daar moesten we een oplossing voor verzinnen. Uiteindelijk hebben we een splitpen met een touwtje achter in het hoofd van het poppetje gedaan, dat we hem op die manier op konden tillen en rechtop konden laten staan, zoals een marionette.

Zie hier het eindresultaat:



LES 4
HET MAKEN VAN EEN ANIMATIE FILMPJE MET HET POPPETJE

Op woensdag 21 december hebben we bij beeldende vorming de opdracht gekregen om een animatie filmpje te maken met het poppetje dat we vorige week in de les gemaakt hadden.

Tijdens deze les, bleef toch niet alles even goed aan het poppetje zitten. Zo lieten de benen een keer los. Deze heb ik er toen weer opnieuw aangeniet. Ook liet de splitpen in zijn hoofd elke keer los, omdat het totale poppetje eigenlijk te zwaar was. Ik heb dan ook de splitpen op een nieuwe plek in aan het hoofd moeten bevestigen. Ook bewoog het poppetje niet zo gemakkelijk. Het poppetje draaide namelijk elke keer naar een bepaalde kant weg, waardoor het gezicht niet te zien was. Het poppetje is dan ook een leuk eindresultaat, maar niet zo geschikt om een filmpje mee te maken. Daarvoor is het te groot en te zwaar om het echt goed te laten bewegen.


KINDERTEKENINGEN

Bij beeldende vorming hebben we de opdracht gekregen om kindertekeningen te analyseren door bij de tekeningen vast te stellen in welke fase de leerlingen zitten met tekenen. Na de analyse, hebben we een vervolg les voor de leerlingen moeten maken, die daarop aansloot en er voor zou zorgen dat de leerlingen zich verder zouden ontwikkelen.

Ik loop op dit moment stage in groep 7/8 op de Jenaplanschool Gorkum. Deze groep krijgt eigelijk nooit les in tekenen. Wel hebben ze een keer in de week handvaardigheid, waar ze maar heel soms een tekenopdracht bij krijgen. In de stageweek van 28 november tot 2 december 2011 heb ik de leerlingen wel een tekenopdracht gegeven. Ze moesten toen van mij een gepimpte Sint tekenen, omdat Sinterklaas het er helemaal genoeg van had om elke keer maar weer die zelfde kleding aan te trekken. Van deze tekeningen heb ik vervolgens foto's gemaakt en heb ik deze tekeningen geanalyseerd door middel van de reader: 'kindertekeningen'. Wat mij zelf al opviel aan de tekeningen is dat de leerlingen heel weinig beweging terug laten komen bij het poppetje dat ze getekend hebben en daarnaast hebben veel leerlingen totaal niet een realitisch mens getekend.

Zie hier de vier kindetekeningen die ik geanalyseerd heb:

Tekening 1:



Deze tekening is gemaakt door een jongen uit groep 7. Deze tekening springt er gelijk uit vergeleken met de rest, omdat er echt geprobeerd is om realitisch te tekenen en er veel details aangebracht zijn. Voor het tekenen van een mensfiguur zijn verschillende stadia en in deze tekening kan je zien dat de jongen in fase 8 zit, namelijk het tekenen van een mensfiguur in beweging. Hij heeft namelijk het poppetje echt lopend proberen te tekenen. In de armen heeft hij ook gezorgd voor gewrichten. Bovendien heeft hij geprobeerd om de schoenen in perspectief te maken. De schoen die dichterbij is, is groter, dan de schoen die verder weg zit. Op het gebied van het ruimtelijk weergeven van realiteit is te zien dat deze jongen in fase 7 zit. In fase 7 kan een kind diepte tekenen door middel van verkleinen of perspectief. Je ziet dat deze jongen zorgt voor diepte door de schoen die verder weg is te verkleinen. Ook heeft hij de ene arm iets groter getekend, dan de andere arm.

Tekening 2:


Deze tekening is gemaakt door een jongen uit groep 8. Deze tekening is totaal anders dan de vorige. Deze jongen heeft een poppetje getekend, zonder beweging aan te brengen. Deze tekening behoort dan ook tot fase 6, het tekenen van een silhouet figuur. De armen en benenn lijken namelijk in een onderbroken lijn getekend. Je ziet ook dat hij niet goed raad geweten heeft met het tekenen van de handen en de armen en benen heeft hij net zo dik getekend als het shirt en de broek. Deze zijn dan ook veel te dik getekend. Daarnaast heeft hij de armen veels te kort gemaakt en het hoofd veel te groot vergeleken met de rest. Op ruimtelijk gebied, zit deze tekening ook in fase 7, het toepassen van diepte. Er is namelijk te zien dat hij het paard achter het poppetje heeft getekend, hierdoor heeft hij gezorgd voor overlapping. Dit zorgt er ook voor dat het poppetje dichterbij lijkt te zijn, dan het paard. Op deze manier heeft hij dan ook voor diepte in de tekening gezorgd. Ook is er bij de voeten omklapping te zien, want hij heeft de voeten naar de de zijkant geklapt.

Tekening 3:


Deze tekening is gemaakt door een jongen uit groep 8. Deze tekening viel ook hiel erg op door hoe deze jongen de armen en de benen getekend heeft. Dit zijn namelijk maar stokjes. Op dit gebied zou deze tekening dan ook deel in fase 4 kunnen passen. Fase 4 staat voor het tekenen van een draadfiguur. Echter heeft deze jongen wel een shirt en een broek getekend en niet de stokjes aan een rond middenlijf vastgezet. Het figuur past dan ook beter gewoon in fase 6, het tekenen van een silhouet figuur. Ook deze jongen heeft namelij geprobeerd om het poppetje in een lijn te tekenen. Wel is hij totaal vergeten om een nek te tekenen. Op het gebied van ruimtelijk tekenen is te zien dat deze tekening in fase 3 behoort. In fase drie wordt de onderrand als grondlijn gebruikt. Dit heeft deze jongen ook gedaan. Hij heeft namelijk het poppetje onderaan tegen de rand van het blad getekend. Het hoofd heeft hij tegen de bovenlijn aangetekend. Ook is in deze tekening het begrip omklapping te zien. Deze jongen heeft namelijk de twee voeten naar de zijkant geklapt.

Tekening 4:


Deze laatste tekening is gemaakt door een meisje van 12 jaar. Deze tekening viel voo mij op, omdat dit meisje de armen heel dun en heel lang getekend heeft. Ook deze tekening zit op het gebied van een mens tekenen in fase 6, het tekenen van een silhouet figuur. Ook zij heeft namelijk geprobeerd het poppetje zoveel mogelijk in een lijn te tekenen. Daarnaast zijn de linkerkant en rechterkant van het poppetje, bijna totaal gelijk. Op het gebied van ruimtelijk tekenen is te zien dat deze tekening in fase 4 zit. In deze fase is er een zelfgetekende grondlijn gemaakt. Dit meisje heeft ook een denkbeeldige eigen grondlijn gebruikt waar ze het poppetje en de staf op getekend heeft. Daarnaast is in deze tekening weer het verschijnsel omklapping te zien bij de schoenen.

Conclusie

Bij alle vier de tekeningen is te zien, dat de leerlingen nog niet de goede verhoudingen weten van een echt mensfiguur. De eerste tekening is de meest realitische tekening van een mensfiguur. En bij deze tekening was ook echt beweging te zien. De andere tekeningen lieten totaal geen beweging zien in het poppetje. Daaruit haal ik dan ook dat ze nog niet goed weten hoe ze een bewegend mensfiguur moeten tekenen. Ook heb ik heel veel omklapping gezien, waaruit ik concludeer dat ze niet goed weten hoe ze voeten vanaf het vooruitzicht moeten tekenen. Het lijkt me dan ook een vervolg stapen, om de leerlingen eerst de verhoudingen van een echt mensfiguur te leren tekenen en op die manier een zo realitisch mogelijk mensfiguur te laten tekenen. Hierdoor leren ze ook de voeten van vooraf te tekenen. Ook kan daarbij het tekenen van mensen in beweging aan bod komen, door ze foto's te laten maken van zichzelf of personen in beweging en dit proberen na te tekenen. Op het gebied van ruimtelijk tekenen kan het toepassen van diepte verder behandeld worden, zodat ze leren bij een mensfiguur en de omgeving diepte te tekenen.

Na aanleiding van deze analyse heb ik deze vervolgles gemaakt voor groep 7/8. Hierbij heb ik ook de tien vervolgenstappen uitgewerkt en twee daarvan uitgewerkt in deze les.
Lesvoorbereiding

Naam
Janine de Groot
Groep
2f
ICO
(Stagebegeleider)
Peter Vroone
Praktijkschool
Jenaplanschool Gorkum
Groep
7/8
Mentor
Kiki van Steenis
Activiteit
Tekenen van een realistisch mensfiguur
Datum
-

Leerpunten student
1.       
2.       
3.       

Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
Ik loop op dit moment stage in groep 7/8 op de Jenaplanschool Gorkum. Deze groep krijgt eigenlijk nooit les in tekenen. Wel hebben ze één keer in de week handvaardigheid, waar ze maar heel soms een tekenopdracht bij krijgen. Op mijn stageschool is er ook geen methode voor de handvaardigheden/tekenen lessen. In de stageweek van 28 november tot 2 december 2011 heb ik de leerlingen een tekenopdracht gegeven. Ze moesten van mij toen een gepimpte Sint tekenen, omdat Sinterklaas er helemaal genoeg van had om elke keer maar weer die zelfde kleding aan te trekken. Van deze tekeningen heb ik vervolgens foto’s gemaakt. Deze tekeningen heb ik vervolgens geanalyseerd door middel van de reader:  ‘Kindertekeningen’.

De rest van de les zal ik uitwerken aan de hand van het procesfasemodel van Beeldende Vorming en ook zal ik in deze les het BVV-model verwerken.

Voorbereiding
Context

‘De leraar onderzoekt de factoren, die bij de kinderen en in de omgeving die mede bepalend zijn voor het komende leerproces’.

Zoals ik al eerder heb beschreven heb ik de tekeningen van de gepimpte Sint geanalyseerd door middel van de reader: ‘Kindertekeningen’. Dit heb ik gedaan door vier totaal verschillende tekeningen te bekijken en daarbij vast te stellen in welke fase de leerlingen zitten met tekenen op het gebied van het vormgeven van een mens en op het gebied van vormgeven van de ruimte. Deze vier tekeningen heb ik in mijn weblog staan met de analyses erbij.

Vormgeven van een mens:
De volgende fases worden onderscheiden bij het vormgeven van een mens:
Fase 1: Spinnetje
Fase 2: Kopvoeter of koppoteling
Fase 3: Kopvoeter met aanduiding van lijf
Fase 4: Draadfiguur
Fase 5: Complete mensfiguur
Fase 6: Silhouet figuur
Fase 7: Een profile figuur
Fase 8: Mensfiguur in beweging.

Tijdens het analyseren heb ik maar één tekening gezien waar een leerling geprobeerd heeft echt een mensfiguur in beweging te tekenen, door de Sint lopend te tekenen. De meeste leerlingen hebben van de Sint echter een silhouet figuur gemaakt. De meeste leerlingen zitten dan ook in fase 6 met het tekenen. Daarnaast was er ook een tekening waarin kenmerken van een draadfiguur terug waren te zien. Ook is mij opgevallen dat de leerlingen nog niet de goede verhoudingen weten van een echt mensfiguur.  Ik zie dan ook de volgende vervolgstappen voor me bij het vormgeven van een mensfiguur :
-          De leerlingen leren wat de goede verhoudingen zijn/wat de maten zijn van een echt mens/
-          De leerlingen een echt mensfiguur leren tekenen door middel van een instructie.
-          De leerlingen leren hoe je een mensfiguur meer vorm kunt geven dan alleen maar rechte strepen zetten.
-          De leerlingen leren hoe je een hoofd en gezicht moet tekenen.
-          De leerlingen laten bekijken hoe mensen eruit zien als ze in beweging zijn.
-          De leerlingen leren hoe je mensen kunt tekenen die in beweging zijn.
-          De leerlingen tekenen een poppetje waar ze expres de verhoudingen veranderen. Op deze manier leren ze wat voor effecten dat heeft.
-          De leerlingen gaan een poppetje in beweging maken door middel van klei.

Vormgeven van ruimte:
Ook heb ik de tekeningen geanalyseerd op het gebied van het vormgeven van ruimte. Hierbij onderscheiden zich de volgende fases:

Fase 1: Geen onder- en bovenkant
Fase 2: Alles zweeft, maar rechtop
Fase 3: Onderrand is grond
Fase 4: Zelfgetekende grondlijn
Fase 5: Meerdere grondlijnen
Fase 6: Vogelvlucht
Fase 7: Diepte d.m.v. verkleinen en perspectief.
Ook kan er in tekeningen op het gebied van ruimte ook weleens in tekeningen overlapping en omklappen te zien zijn.

Uiteindelijk heb ik naar de tekeningen gekeken en heb ik voorbeelden gezien van fase 7. Er waren namelijk leerlingen die probeerde diepte aan te brengen door iets wat verder weg was kleiner te tekenen dan iets wat dichtbij was. Ook waren er leerlingen die zorgde voor overlapping waardoor bijvoorbeeld het poppetje dichtbij stond dan datgene wat achter het poppetje stond. Daarnaast waren er ook tekeningen waar fase 3 was te zien. Sommige hadden namelijk het poppetje echt op de onderrand gezet. Andere zaten juist in fase 4 en hadden een eigen grondlijn getekend of bedacht. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat de leerlingen nog maar weinig lieten zien van het tekenen van diepte. Als vervolg stap heb ik dan ook:
-          De leerlingen leren hoe je een poppetje bewegend kan maken door middel van het aanbrengen van diepte.
-          De leerlingen leren hoe je voeten moet tekenen van een vooraanzicht. Ze gebruiken nu namelijk allemaal nog bijna omklapping.

Uiteindelijk heb ik hier een aantal vervolgstappen uitgekozen, die ik eerst met de leerlingen met de leerlingen in de eerste les ga doen. Ik laat de leerlingen in de eerste les zelf onderzoeken wat de goede verhoudingen zijn van een mens. Vervolgens leer ik ze hoe ze een echt mensfiguur moeten tekenen en daarbij leren ze ook het gezicht in te tekenen.


Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
Voorbereiding:
Basisplan

De leraar omschrijft de doelen voor de beeldende activiteit aan de hand van de componenten in het vormgevingsproces. Daarbij bepaald hij criteria waaraan het werk van de kinderen moet gaan voldoen’

De doelen van de les:
-          Aan het eind van de les hebben de leerlingen een schema gemaakt voor de lichaamsverhoudingen van een mensfiguur.
-          Aan het eind van de les hebben de leerlingen door middel van een werkblad met vragen en een meetlint vastgesteld wat de verhoudingsmaten zijn van een menselijk lichaam.
-          Aan het eind van de les weten de leerlingen door middel van het meten van het menselijk lichaam het volgende:
·         Dat je een hoofd kan verdelen in twee stukken en op deze middenlijn ogen getekend moeten worden.
·         Dat je hoofd in totaal zeven keer in je lichaam kan.
·         Dat je reikwijdte van je armen hetzelfde is als de lengte van je totale lichaam.
·         Dat je voet ongeveer tussen je elleboog en pols past.
·         Dat ongeveer bij je heupen de helft zit van je totale lichaam.
·         Dat de lengte van je heup tot je knie ongeveer hetzelfde is als van je knie tot je voeten.
·         Dat de lengte van je pols tot je elleboog ongeveer hetzelfde is als van je elleboog tot je schouder.
·         Dat ze weten hoe vaak hun hand in hun totale arm kan.
·         Dat de lengte van je schouder tot je taille hetzelfde is als van je taille tot je heupen.

De leerlingen gaan dit door middel van vragen op het werkblad dit zelf onderzoeken en noteren op een tekening van een mensfiguur.

Daarna gaan de leerlingen na een instructie zelf een mensfiguur tekenen

Aan het eind van de les weten de leerlingen het volgende bij het tekenen van een mensfiguur:
-          Bij het tekenen van een mensfiguur moet een lijn getrokken worden die in acht stukken wordt opgedeeld.
-          Ze weten dat een hoofd een ovaal is en dat op de middenlijn van het hoofd de ogen en oren getekend moeten worden. Ze weten dat het hoofd ook 1/8 deel is.
-          Ze weten dat van de schouders tot aan de taille bij de navel 2/8 deel is bij het tekenen.
-          Ze weten dat van de taille tot de heupen 1/8 deel is.
-          Ze weten dat van de heupen tot de knieën 2/8 deel is.
-          Ze weten dat van de knieën tot de voeten ook 2/8 deel is.
-          Ze weten dat de armen met de handen tot de helft van tussen de heupen en het bovenbeen moet worden getekend.
-          Ze weten dat de ellebogen iets boven de taille komen.
-          Ze weten ook hoe breed ongeveer een mens getekend moet worden.
-          Ze weten hoe ze de handen moeten tekenen.
-          Ze weten hoe ze voeten moeten tekenen en het lichaam getekend moet worden.

De leerlingen tekenen tijdens de instructie mee.
-          Aan het eind hebben de leerlingen een mens getekend in de goede verhoudingen met een gezicht.

Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
Nabeschouwing:
Nabespreken
De leerlingen gaan eerst een schema maken met de goede verhoudingen van de mens door zelf in tweetallen te gaan meten met een meetlint. Deze schema’s ga ik vervolgens met de leerlingen bespreken en hiervan schrijf ik de belangrijkste uitkomsten van op het bord. Op deze manier kunnen de leerlingen ook kijken wat ze zelf opgeschreven hebben. Aan het eind van de les laat ik ze deze schema’s inleveren, zodat ik ze zelf nog eens kan bekijken van wat zij allemaal ontdekt hebben. Als zij hetzelfde ontdekt hebben dan ik bij de weetdoelen heb opgeschreven, zijn de doelen bereikt. Hier kan ik ze tijdens het begeleiden ook naar sturen.

Aan het eind van de les laat ik de leerlingen hun getekende poppetjes inleveren. Deze hang ik op het bord in de klas. Ik laat de leerlingen dan de tekeningen bekijken en ik beoordeel samen met de leerlingen of de poppetjes in de goede verhoudingen zijn getekend.
Deze verhoudingen heb ik voorgetekend en uitgelegd tijdens de instructie. Ik laat de leerlingen dus kijken of ze daar aan voldoen. Ook vraag ik ze waar ze tegenaan liepen met het tekenen van het mensfiguur.

Beoordelen

Ik laat de leerlingen elkaars werk beoordelen door ze na te laten gaan welke tekeningen allemaal in de goede verhoudingen zijn getekend. Ik laat ze daarbij ook zeggen hoe ze dat zien. Op deze manier herhalen ze ook weer de weetdoelen bij het tekenen van een mensfiguur. Ook geef ik daarbij zelf mijn mening van wat ik vind van de tekeningen.



Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
  leerkrachtgestuurd F
F leerlinggestuurd 

Ik leid de tekenles in. Ik laat daarbij plaatjes van mensen van een vooraanzicht zien. Ik geef uitleg over de opdracht die ze in tweetallen gaan doen. Als de leerlingen met deze opdracht aan de slag zijn, loop ik rond om de tweetallen te begeleiden bij het maken van het schema. Daarna bespreek ik de uitkomsten met de leerlingen. Ik stel ze daarbij vragen en schrijf ik de antwoorden van leerlingen op. Ik geef vervolgens instructie over hoe je op een goede manier een mens kunt tekenen. Ik schrijf voor de leerlingen ook een stappenplan op over hoe ze dat moeten doen. Na deze instructie laat ik de leerlingen zelf een mensfiguur tekenen in de goede verhouding. Aan het eind van de les bespreek ik de tekeningen met de leerlingen na. Ook hierbij stel ik vragen. Ook geef ik zelf mijn mening over hoe het tekenen geluk is.




De leerlingen luisteren na de uitleg en instructie in de les en geven antwoord op de vragen die ik stel. Ook gaan ze in tweetallen door middel van een werkblad een schema maken met maten van een mensfiguur in de goede verhouding. Daarnaast gaan ze zelf een mensfiguur tekenen in de goede verhouding. Als laatste geven ze ook hun mening op de tekeningen van anderen en geven ze ook aan of deze tekeningen voldoen aan een goed getekend mensfiguur in de goede verhouding.


Ik gebruik het digibord om de les mee te starten en plaatjes te laten zien van mensen. Ook maak ik gebruik van het bord om de antwoorden van de leerlingen op te schrijven. Daarnaast gebruik ik het bord om een tekening te maken van een mens in de goede verhouding en ik geef daarbij gelijk instructie. Ook gebruik ik het bord om een stappenplan op te schrijven, waar de leerlingen zich aan kunnen houden bij het tekenen van het mensfiguur.

De leerlingen maken gebruik van een werkblad met meetvragen die ze op gaan lossen. Ze gebruiken in tweetallen een meetlint en vullen in tweetallen ook een schema in met een mensfiguur. Bij dit mensfiguur zetten ze de goede maten en hun bevinden van de metingen. Ze maken tijdens het tekenen gebruik van een wit tekenvel en ze maken gebruik van potlood en gum.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?

Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
Aan het begin van de les moet het digibord al aanstaan met plaatjes van mensen. Ook moet er al op het bord een stappenplan geschreven zijn voor het tekenen van een mensfiguur. Er moet voor elk tweetal meetlinten klaarliggen op de instructietafel. Ook moet er voor elk tweetal een tekening/schema van een mensfiguur klaarliggen en voor elk tweetal een werkblad zijn. In de les moet er ook ruimte op het bord zijn om een mensfiguur in de goede verhouding te tekenen.  Daarnaast moet er al voor alle kinderen tekenpapier klaarliggen. Een potlood en een gum kunnen de leerlingen zelf pakken.
Met de leerlingen moeten afspraken gemaakt worden.
-          Je zorgt dat je allebei een rol hebt tijdens het samenwerken.
-          Je overlegt met elkaar op een gewoon geluidsniveau.
-          Je bemoeit je alleen met jezelf en niet met de andere tweetallen.

 over het werken in tweetallen en ook moeten de leerlingen weten in welk tweetal ze zitten.  Dit bespreek ik bij het uitleggen van de opdracht. In de les moet er telkens wat uitgedeeld worden. Dit laat ik telkens door twee leerlingen uit de klas doen.  Aan het eind van de les laat ik de leerlingen de tekeningen die ze gemaakt hebben inleveren. Deze hang ik op het bord. Ik laat dan ook de leerlingen in de kring komen om de tekeningen na te bespreken en te kijken of ze voldoen aan een goed getekend mensfiguur in de goede verhoudingen.

Na dit met de leerlingen te hebben nabesproken laat ik de leerlingen vertellen wat ze van de les vonden en wat ze ervan geleerd hebben. Ik laat daarna de leerlingen weer rustig naar hun tafel gaan en vertel ze dat ze al hun spullen op mogen ruimen, maar dat ze het werkblad en het schema met hun namen moeten inleveren op de instructie tafel. Ook vertel ik dat ik de meetlinten ook terug wil zien op de instructietafel.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel
 X
Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie
 X
Ander model, namelijk:

Procesfasemodel 
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
·          
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit
  1. Inleiding






























  1. Kern

















































































































  1. Afsluiting
10 minuten





























15 minuten











































10 minuten
















































20 minuten

















10 minuten













Oriëntatie

Introduceren

‘ met een pakkende introductie bij de aanvang van een activiteit worden leerlingen geïnspireerd. Voorkennis en betekenissen worden geactiveerd waarmee een basis wordt gelegd voor associaties’.

Ik laat de leerlingen op het digibord wat tekeningen zien die van mensen zijn gemaakt. Van hele jonge kinderen en hun eigen tekeningen. Ik haal vervolgens ook een leerling voorin de klas. Ik stel de leerlingen wat vragen over deze tekeningen:

Ik vertel de leerlingen dat ze eens goed moeten kijken of de tekeningen echt lijken op echt getekende mensen door ook te kijken naar de leerling die voorin de klas staat.

Ik stel ondertussen een aantal vragen:

-          Lijken de tekeningen op een echt mens?
-          Wat zorgt ervoor dat dit niet echt getekende mensfiguren zijn?
-          Wat klopt er allemaal niet aan de tekeningen?
-          Zijn de mensfiguren in de goede verhouding van een ‘echt mens’

Vervolgens laat ik ze een tekening zien van een mensfiguur die wel in de goede verhouding is getekend. Ik vertel de leerlingen dat ze in deze les in tweetallen achter de echte verhoudingen gaan komen van een echt mens, door zelf te gaan meten. Ook vertel ik de leerlingen dat ik ze ga uitleggen hoe ze zo’n echt mensfiguur moeten tekenen en ze dit vervolgens ook zelf gaan doen.

= Betekenisgeven van het BVV-model.

Informeren

‘ aan de hand van beeldmateriaal of concrete voorwerpen wordt ingegaan op de visuele kenmerken van het onderwerp’

Ik vertel de leerlingen dat ze in tweetallen door middel van een werkblad allerlei verhoudingen van het menselijk lichaam gaan ontdekken. Ik leg daarbij uit dat ze tweetallen gaan werken. Ik wijs dan gelijk al de tweetallen aan. Ik leg ook uit dat elk tweetal een meetlint krijgt en een werkblad. Ik geef aan dat er op het werkblad allerlei vragen staan, die zij zelf moeten gaan uitzoeken en dit vanzelf wijst en ze dus goed moeten lezen. Daarnaast leg ik het schema uit wat ze moeten gaan invullen. Ik geef aan dat wat ze ontdekt hebben ze gaan tekenen op het mensfiguur, door af te tekenen wat het midden ongeveer is en er bijvoorbeeld bij te schrijven hoe lang dat dan ongeveer is. Ik laat dat ook zien. Ik doe dan ook de eerst vraag op het werkblad gezamenlijk met de gehele groep en vul dan ook samen met hen het schema bij deze vraag in.

Ik maak vervolgens met de leerlingen een aantal afspraken:
-          Je zorgt dat je allebei een rol hebt tijdens het samenwerken.
-          Je overlegt met elkaar op een gewoon geluidsniveau.
-          Je bemoeit je alleen met jezelf en niet met de andere tweetallen.

Ik laat dan twee leerlingen de materialen uitdelen.
De tweetallen gaan dan zelfstandig aan de slag met de opdracht. Ik loop rond om de tweetallen te begeleiden en te helpen.

Als de leerlingen daar mee klaar zijn bespreek ik met de leerlingen hun bevindingen na. Wat ze allemaal hebben ontdekt. Ook laat ik deze schema’s ophangen op het bord om op die manier alles na te bespreken en te bekijken. Tijdens dit bespreken stel ik de leerlingen vragen:

-          Waar zitten ongeveer je ogen en je oren op je gezicht?
-          Hoe vaak kon het hoofd in het totale lichaam.
-          Hoelang is de reikwijdte van je armen. Welke lengte is daarbij hetzelfde.
-          Waar past je voet ongeveer tussen?
-          Waar zit ongeveer de helft van het totale lichaam?
-          Hoe vaak kan de hand in het totale lichaam?

Ik vertel de leerlingen dat we doordat ze dit uitgezocht hebben, wat handvatten hebben bij het tekenen van een mensfiguur.

= Vormgeven van het BVV-model.

Instrueren

In deze fase geef ik instructie over het tekenen van een mensfiguur. Dit doe ik aan de hand van een werkblad met een getekend poppetje en een stappenplan dat ik op het bord geschreven heb.

Ik vertel de leerlingen dat ze in het midden van het blad een lijn van boven naar onder moeten tekenen. Ik vertel daarbij ook dat ze dit moeten schetsen. Ik geef daarna aan dat ik dit stuk in ongeveer 8 gelijke delen moet delen. Ik vertel dat ze zelf gezien hebben dat het maar 7 keer kan, maar er bij tekenen het in 8 stukken wordt opgedeeld. Dit omdat er dan meer ruimte is om te tekenen en het poppetje minder opgepropt lijkt. Ik geef aan dat in het eerste 1/8 deel het hoofd getekend moet worden als een ovaal en de ogen op de horizontale middenlijn komen en de neus op de verticale middenlijn. Ik laat ook een leerling naar voren komen om te kijken hoe dik een nek nu eigenlijk is. Ik vertel dat deze eigenlijk net zo breed is als je hoofd. Ook laat ik ze kijken naar de schouders naar hoe breed die eigenlijk zijn.
In deze fase geef ik instructie over het tekenen van een mensfiguur. Dit doe ik aan de hand van een stappenplan. Ik vertel ze dat van de schouders tot de taille bij de navel 2/8 deel is. Ik vertel dat ik de armen nog laat zitten. Ik laat ze daarbij zien dat het bij de taille dunner is. Ik vertel dan dat van de taille tot de heupen 1/8 deel is. Ik vertel daarbij dat de heupen weer breder zijn. Ik vertel ze dan dat van de heupen tot de bovenkant van de knieën weer 2/8 deel is. Ik laat zien dat het na de heupen weer iets dunner wordt en de bovenbenen weer breder zijn. Ik laat ze dan zien dat het bij de knieën weer dun wordt en laat ook zien hoe die getekend moeten worden. Dan vertel ik dat van de knieën tot de voeten ook weer 2/8 deel is en de voeten dus ongeveer 1/8 deel is. Ik vertel dat de onderbenen ook weer breder zijn en ik haal dan weer een leerling naar voren. Ik laat ze bekijken hoe een voet er van voren uitziet. Ik laat ook zien hoe ze die voet getekend kan worden. Dan ga ik naar de armen. Ik laat ze bekijken tot hoever de armen nu eigenlijk komen. Ik vertel hierbij ook weer hoe die getekend moeten worden. Ook kijk ik met de leerlingen naar hoe handen eruit zien bij een vooraanzicht.

Ik teken het persoon hierbij ook voor.

De leerlingen krijgen van mij vervolgens een schema van hoe een mens is opgebouwd is, waar ze houvast voor kunnen hebben bij het tekenen van het mensfiguur. Hieruit kunnen ze ook de breedte van een mens van overnemen.

Ik vertel de leerlingen dat ze nu zelf een mensfiguur gaan tekenen op deze manier. Ik vertel daarbij dat ze er ook een gezicht en een kapsel bij mogen teken. Ik vertel dat ik het belangrijk vind dat het aan de goede verhoudingen voldoet en ook de voeten en de handen van het goede vooraanzicht worden getekend. De goede verhoudingen waaraan de leerlingen moeten voldoen heb ik staan bij de doelen.

= Vaardigheden van het BVV-model.

Uitvoering

Observeren

Ik laat twee leerlingen de tekenbladen uitdelen. Vervolgens gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met het tekenen van een mensfiguur in de goede verhouding. Ondertussen observeer ondertussen de leerlingen bij het tekenen van het mensfiguur. Ik kan op deze manier vaststellen bij welke leerlingen het al goed gaat en welke leerlingen extra sturing nodig. Op deze manier kan ik mijn begeleiding daarop afstemmen.

Begeleiden

Ik begeleid de leerlingen bij het tekenen van het mensfiguur. De leerlingen die het tekenen goed lukt, ga ik stimuleren door ze nog gedetailleerder te laten tekenen en zo goed mogelijk de kleine veranderingen te laten tekenen. Andere leerlingen stimuleer ik door ze beter te laten kijken na het voorbeeld van het mensfiguur of het voordoen van een bepaalde stap in het tekenen van een onderdeel.

Als de leerlingen klaar zijn, laat ik de leerlingen alles opruimen. Ik vertel dat ik twee leerlingen de tekeningen op laat halen. Ik vertel ze daarna dat ze in de kring mogen gaan zitten. Ik hang dan de tekeningen van de leerlingen op het bord.

Afronden

Nabeschouwing
Nabespreken

Ik ga met de leerlingen de tekeningen nabespreken. Eerst vraag ik ze te vertellen wat hun eerste indrukken zijn van de tekeningen op het bord.
Ik vraag ze ook te kijken naar of de tekeningen de goede verhoudingen hebben en ik laat ze daarbij ook vertellen waarom ze de goede verhoudingen hebben.  Ik laat ze ook kijken naar de voeten de handen die getekend zijn en wat ze daarvan vinden. Ik laat ze daarbij bepalen welke goed getekend zijn. Ik laat ze ook vertellen wat ze lastig vonden bij het tekenen van het mensfiguur en ze daarbij te vertellen hoe dat nu geworden is. Ik laat anderen daarop reageren met tips.

Beoordelen

Vervolgens beoordeel ik samen met de leerlingen welke tekeningen allemaal voldoen aan de goede verhoudingen en aan goede handen en voeten.  Ik laat de leerlingen zelf verwoorden waarom ze goed in verhoudingen zijn en wat er allemaal goed aan is.

Ik geef wel aan dat dit respectvol moet gebeuren, omdat iedereen zijn uiterste best heeft gedaan.

De leerlingen mogen vervolgens weer uit de kring. Ik vertel ze dat ze ook het werkblad en schema moeten inleveren op de instructietafel.

Presenteren

Ik laat een groepje van drie leerlingen de tekeningen ophangen op het prikbord achter in de klas, zodat ook de ouders kunnen zien wat ze getekend hebben en wat ze geleerd hebben. Ook laat ik ze daarbij de schema’s ophangen.

Evaluatie
Evalueren en reflecteren door de leerkracht zelf.

Ik ga bij mezelf na of ik de doelen van deze les bereikt heb. Ook maak ik zelf een reflectie om te kijken of deze les goed ging en wat ik anders had kunnen doen. Daarnaast ga ik zelf na wat de leerlingen bereikt hebben in deze les. Uit de resultaten kan ik dan weer een vervolg les maken, die ook weer te maken heeft met het tekenen van een mensfiguur.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten